Feiten en context
De financiële toestand van de gemeente verantwoordt de instelling en heffing van deze lokale belasting.
Juridische gronden
● Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017
● Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, zoals laatst gewijzigd door het decreet van 3 mei 2024
● Wetboek minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen van 13 april 2019
● Omzendbrief KB ABB-2019/2 ‘Coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit’ van 15 februari 2019
● Gemeenteraadsbeslissing van 21 november 2019 over deze belasting
Adviezen
Geen adviezen.
Argumentatie
De bedoeling van deze belasting is om een bijdrage te vragen van handelsbedrijven die een zwaardere impact hebben op de gemeentelijke uitgaven voor dienstverlening, infrastructuur, handhaving van de openbare orde en de verkeersveiligheid.
Door de concentratie van handelsbedrijven in een winkelcentrum en de daarmee gepaard gaande concentratie en toeloop van klanten, brengt dit grotere uitgaven mee voor de gemeente op het vlak van beveiliging, onderhoud en afvalverwijdering en –preventie, verkeersveiligheid.
Grote handelsbedrijven en winkelcentra oefenen een grotere aantrekkingskracht uit op het publiek en veroorzaken daardoor een grotere overlast. Ze brengen voor de gemeente meer uitgaven teweeg voor verkeersveiligheid, beveiliging, handhaving van de openbare orde en netheid.
Bovendien wordt de gemeentelijke bijdrage en dotatie in de politiezone mede afhankelijk gesteld van de hoge criminaliteitsstatistieken die voortvloeien uit het bestaan van een winkelcentrum van belangrijke omvang op het gemeentelijk territorium.
Winkelcentra impliceren ook bijkomende infrastructuurkosten qua verkeersveiligheid (voetpaden, verkeersverlichting) voor de gemeente, zoals blijkt uit de contacten met de Vlaamse administratie.
Uit ervaring, opgedaan door gemeentediensten in het verleden, blijkt dat meer interventies nodig zijn voor het opruimen van het zwerfvuil, het handhaven der orde en het regelen van het verkeer in een omgeving waar een concentratie van handelszaken aanwezig is.
Het Vlaamse Gewest stelt dat het onderhoud van de rioleringen op de locatie van de winkelcentra ten laste valt van de gemeente.
Het sluipverkeer dat deze winkelcentra met zich meebrengt levert extra kosten op voor het beheer van deze gemeentelijke wegen.
De financiële toestand van de gemeente vergt de invoering van alle rendabele belastingen voor de uitvoering van het meerjarenbeleidsplan 2026-2031. De tarieven werden geactualiseerd (voorheen 155 euro en 2,70 euro).
Financiële gevolgen
Er zijn geen direct-toewijsbare financiële gevolgen. Deze belasting geldt als algemene en verplichte bijdrage van de burger, opgelegd door de gemeenteraad, aan de algemene uitgaven van het lokaal bestuur (en waartegenover geen individueel aanwijsbare tegenprestatie van de overheid staat en/of geheven wordt voor een dienstverlening die het algemeen belang dient) ter uitvoering van het meerjarenplan.
Aangezien de tarieven reeds geruime tijd ongewijzigd bleven, is het zeer verdedigbaar de tarieven te verhogen.
De ontvangsten van deze belasting worden ingeschreven in het exploitatiebudget onder beleidsitem 002000 (fiscaliteit) en algemene rekening 73499000(andere bedrijfsbelastingen - handelsruimten).
Bijlagen
Geen bijlagen.
Besluit:
eenparig aangenomen.
Artikel 1 – Aanslagjaren en belastbaar voorwerp of belastbaar feit
§1. Voor een termijn startend op 1 januari 2026 en eindigend op 31 december 2031 (aanslagjaren 2026 t.e.m. 2031) wordt een belasting geheven op handelsruimten gevestigd in winkelcentra.
§2. Onder handelsruimten moet worden verstaan lokalen of terreinen waar goederen te koop worden aangeboden en/of gestockeerd of diensten worden verleend aan het publiek of die daartoe bestemd zijn, exclusief parking en braakliggend terrein.
Een handelsruimte wordt geacht in een winkelcentrum te zijn gevestigd indien:
(1) zij is gevestigd in een gebied hoofdzakelijk bestemd voor de vestiging van grootwinkelbedrijven;
of
(2) zij, samen met minstens twee andere handelsbedrijven, is gevestigd op een privaat terrein of in een private ruimte met een gezamenlijke toegang tot de openbare weg;
Artikel 2 – Belastingplichtige
De belasting is verschuldigd door de natuurlijke of de rechtspersoon die op 1 januari van het aanslagjaar de uitbater is van de handelsruimte. Wanneer in de loop van het aanslagjaar op dezelfde locatie een nieuwe handelsruimte wordt geopend, is er geen belasting verschuldigd door de nieuwe uitbater voor het resterende deel van dat jaar.
Wordt beschouwd als uitbater de natuurlijke of rechtspersoon op wiens naam de inkomsten van de in de desbetreffende ruimte uitgeoefende activiteit, als hoofdberoep of als bijberoep, belastbaar is in de inkomstenbelastingen, met inbegrip van de vennootschappen in vereffening waarvan de activiteiten beperkt zijn tot de vereffeningsverrichtingen.
Wanneer er op 1 januari van het aanslagjaar geen uitbater is, of er is een periode van leegstand tussen 2 uitbaters, is de belasting verschuldigd door de eigenaar van de handelsruimte.
Wanneer een vestiging verhuist tijdens het jaar maar gevestigd blijft op hetzelfde winkelcentrum, is de belasting verschuldigd voor het ganse jaar op de vestiging conform de toestand van 1 januari. Op de nieuwe vestiging wordt voor het lopende jaar geen extra belasting geïnd.
§1. De belasting is verschuldigd afzonderlijk per vestiging gelegen op het grondgebied van de gemeente die door de belastingplichtige wordt uitgebaat of, bij gebrek aan uitbater, die hij in eigendom heeft.
§2. De belasting wordt, ongeacht de kadastrale indeling, vastgesteld op basis van de benutte oppervlakte, rekening houdende met de totale gebouwde oppervlakte, eventuele verdiepingen en/of onbebouwde oppervlakte indien bestemd voor dezelfde doeleinden als het bebouwde deel van de vestiging.
§3. Indien op één goed onderscheiden uitbatingen of vestigingen voorkomen, wordt de belasting vastgesteld op basis van de oppervlakte die iedere uitbater in gebruik heeft of, bij gebrek aan uitbater, die iedere eigenaar in eigendom heeft. Indien de oppervlakte die door iedere uitbater wordt gebruikt, niet kan vastgesteld worden, wordt de totale oppervlakte per hoofd over de verschillende uitbaters verdeeld.
De gedeelten van de, gebouwde en onbebouwde, goederen die gemeenschappelijk worden gebruikt, worden over de verschillende uitbatingen verdeeld in functie van de oppervlakte van hun privatief gebruikte gedeelten of, indien deze privatief gebruikte gedeelten niet kunnen vastgesteld worden, per hoofd.
Artikel 3 – Tarief
De belasting wordt vastgesteld op:
● Voor de handelsruimten van niet méér dan 300 m²: 200 euro.
● Voor de handelsruimten van méér dan 300 m²: 200 euro verhoogd met 3 euro per m² op de m²s > 300 m².
● De gedeelten van minder dan 0,5 m² worden niet meegerekend. De gedeelten van 0,5 m² of meer worden voor een volle m² aangerekend.
Artikel 4 – Vrijstellingen
Geen vrijstelling mogelijk.
Artikel 5 – Wijze van inning
De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 6 – Aangifteplicht
De belastingplichtige moet ten laatste voor 1 april van ieder jaar aangifte doen op volgend adres: Gemeentebestuur Tielt-Winge, Kruisstraat 2, 3390 Tielt-Winge, of per mail aan fin@tielt-winge.be
Valt de uiterste indieningsdatum op een zaterdag, zondag of een feestdag, dan wordt de vervaldag naar de eerstvolgende werkdag verplaatst.
De aangifte kan gedaan worden op het formulier dat door het gemeentebestuur ter beschikking wordt gesteld op de gemeentelijke website of via een document dat volgende gegevens bevat:
● naam, adres en rijksregisternummer of ondernemings- of vestigingsnummer van de belastingplichtige;
● adres van de nachtwinkel;
● openingsuren.
De vaststelling van de belastbare feiten wordt gedaan door de beëdigde, daartoe door het schepencollege speciaal aangewezen ambtenaar van het gemeentebestuur.
Elke wijziging of stopzetting van een economische activiteit dient onder verantwoordelijkheid van de belastingplichtige onmiddellijk en per aangetekend schrijven te worden meegedeeld aan het gemeentebestuur.
Artikel 7 – Procedure van ambtshalve vaststelling
Bij gebrek aan aangifte voor 1 april van ieder jaar, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, kan de belasting ambtshalve worden ingekohierd op basis van de door het gemeentebestuur gekende gegevens.
Vooraleer wordt overgegaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekent het college van burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
De ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag kan slechts geldig worden ingekohierd gedurende een periode van drie jaar volgend op 1 januari van het aanslagjaar. Deze termijn wordt met twee jaar verlengd bij overtreding van de belastingverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling schade te berokkenen.
Artikel 8 – Belastingverhoging
De ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met een administratieve boete van 500 euro.
De administratieve geldboete wordt gevestigd en ingevorderd volgens dezelfde regels als die welke van toepassing zijn op de kohierbelasting.
Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd.
Artikel 9 – Betaaltermijn
De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na verzending van het aanslagbiljet.
Artikel 10 – Bezwaarprocedure
De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, gedagtekend, ondertekend (met vermelding van naam, hoedanigheid en adres of zetel van de belastingplichtige) en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.
Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstbewijs afgegeven, binnen vijftien dagen na de indiening ervan.
Artikel 11 – Regelgeving
Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en Invordering van de belastingen), hoofdstukken 1 (algemene bepalingen), 3 onderzoek en controle), 4 bewijsmiddelen van de administratie, 6 tot en met 9bis (aanslagtermijn, rechtsmiddelen, invordering van de belasting waaronder de nalatigheids- en moratoriumintrest, rechten en voorrechten van de schatkist) van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek (betreft o.m. de verjaring en de vervolgingen) van toepassing voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten betreffen."
Artikel 12 - Bekendmaking
Dit reglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 285 e.v. van het Decreet over het lokaal bestuur en treedt in werking de vijfde dag na bekendmaking conform artikel 288 van hetzelfde Decreet.
Artikel 13 - Uitvoering
Het college van burgemeester en schepenen wordt gelast met de uitvoering van dit reglement.
Artikel 14 - Toezicht
Deze beslissing is onderworpen aan het bestuurlijk toezicht zoals dit geregeld wordt in het Decreet over het lokaal bestuur.
Register der bekendmakingen
Deze webpagina vormt het openbare register van gemeentelijke reglementen en verordeningen, in overeenstemming met het besluit van de Vlaamse regering van 28 april 2023 betreffende de bekendmakingen en raadpleegbaarheid van besluiten en documenten van het lokale bestuur met betrekking tot de manier waarop ze moeten worden bijgehouden.
Wanneer een publicatie wordt uitgevoerd, zal er een expliciete "bundel" van het document worden opgeslagen. Op dat moment is het document inhoudelijk niet meer aanpasbaar door de gebruiker.
Deze "bundel" bestaat uit:
De inhoud van de publicatie op het moment dat deze werd uitgevoerd.
Een unieke identificatie van de gebruiker die de actie heeft uitgevoerd.
De tijdstempel waarop de actie heeft plaatsgevonden.
Al deze gegevens staan in een aparte publicatie omgeving die beveiligd en toegankelijk is voor een beperkt aantal personen.