Feiten en context

De financiële toestand van de gemeente verantwoordt de instelling en heffing van deze lokale belasting.

 

Juridische gronden

           Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017

           Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, zoals laatst gewijzigd door het decreet van 3 mei 2024

           Decreet van 5 februari 2016 houdende het toeristische logies, zoals gewijzigd bij de decreten van 10 maart 2017, 8 juni 2018 en 11 februari 2022 en het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019;

           Wetboek minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen van 13 april 2019

           De Vlaamse Codex wonen van 2021

           Omzendbrief KB ABB-2019/2 ‘Coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit’ van 15 februari 2019

           Het reglement op de inventarisatie van leegstaande woningen en/of gebouwen goedgekeurd in de gemeenteraad van 20 november 2025.

           Gemeenteraadsbeslissing van 21 november 2019 over deze belasting

 

Adviezen

Geen adviezen.

 

Argumentatie

Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld in functie van de gewestplanning en in functie van de bebouwde oppervlakte.

 

Het is wenselijk om een bijdrage te vragen in de financiering van de gemeentelijke uitgaven lastens de eigenaars van woningen die niet als hoofdverblijfplaats worden aangewend, en hen zo te stimuleren om de woningen op het gemeentelijk grondgebied effectief als hoofdverblijfplaats aan te wenden.

Deze belasting geldt ook als compensatie voor de derving van inkomsten op het vlak van de aanvullende personenbelasting en op het vlak van de toekenningen uit het gemeentefonds.

 

Deze belasting kan op die manier het residentieel wonen beschermen en de sociale cohesie versterken, die in het gedrang komt wanneer woongelegenheden alleen occasioneel of in bijkomende orde gebruikt worden.

 

De financiële toestand van de gemeente vergt de invoering van alle rendabele belastingen voor de uitvoering van het meerjarenbeleidsplan 2026-2031.

 

Financiële gevolgen

Er zijn geen direct-toewijsbare financiële gevolgen. Deze belasting geldt als algemene en verplichte bijdrage van de burger, opgelegd door de gemeenteraad, aan de algemene uitgaven van het lokaal bestuur (en waartegenover geen individueel aanwijsbare tegenprestatie van de overheid staat en/of geheven wordt voor een dienstverlening die het algemeen belang dient) ter uitvoering van het meerjarenplan.

 

De ontvangsten van deze belasting worden ingeschreven in het exploitatiebudget onder beleidsitem 002000 (fiscaliteit) en algemene rekening 73770000 (Belasting op tweede verblijven).

 

Bijlagen

Belastingreglement tweede verblijven

 

Besluit:

eenparig aangenomen.
Artikel 1

Voor een termijn startend op 1 januari 2026 en eindigend op 31 december 2031, behoudens tussenkomende wijzigingen goedgekeurd door de gemeenteraad, wordt volgende (kohier)belasting geheven, luidende als volgt:

 

Belastingreglement voor de aanslagjaren 2026 t.e.m. 2031 (versie 20.11.2025)

 

Artikel 1 – Aanslagjaren en belastbaar voorwerp of belastbaar feit

§1. Voor een termijn startend op 1 januari 2026 en eindigend op 31 december 2031 (aanslagjaren 2026 t.e.m. 2031 wordt een belasting geheven op tweede verblijven.

 

§2. Als tweede verblijf wordt beschouwd: een verblijfplaats waar op 1 januari van het aanslagjaar niemand is ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister van de gemeente Tielt-Winge of waar nog geen aanvraag tot inschrijving is ingediend, maar op elk ogenblik door hen voor bewoning kan worden gebruikt, wat onder meer inhoudt dat er effectieve aansluiting is op nutsvoorzieningen, er een minimale infrastructuur is met betrekking tot kook- en slaapgelegenheid en een minimale bemeubeling.

 

Als een verblijfplaats wordt beschouwd: een onroerend goed of gedeelte ervan dat hoofdzakelijk is bestemd voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande.

Het gaat hier over elke woning dus ook over grote en kleine weekendhuizen of buitengoederen, optrekjes, chalets en alle andere vaste woongelegenheden, en met de met chalets gelijkgestelde caravans.

 

Artikel 2 – Belastingplichtige

De belastingplichtige is de natuurlijke- of rechtspersoon die op 1 januari van het aanslagjaar het zakelijke recht heeft op het tweede verblijf. (Een zakelijk recht is een recht op een goed of zaak, dat de titularis (houder) ervan direct aanspraak geeft op het goed, ongeacht de eigenaar. Voorbeelden zijn het eigendomsrecht, vruchtgebruik, erfpacht, recht van opstal en erfdienstbaarheden).

 

Wanneer er meerdere eigenaars zijn m.b.t. het tweede verblijf zijn deze hoofdelijk gehouden tot betaling van de verschuldigde belasting.

Ingeval van:

         erfpacht of opstalrecht is de belastingplichtige de erfpachter of de opstalhouder.

         vruchtgebruik is de belastingplichtige de vruchtgebruiker.

 

Artikel 3 – Tarief

De belasting is ondeelbaar en is voor het volledige belastingjaar verschuldigd door de belastingplichtige die op 1 januari van het belastingjaar als zodanig wordt beschouwd.

Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld als volgt:

  1. Voor tweede verblijven die worden aangewend voor verblijfsrecreatiein de zin van hetDecreet van 5 februari 2016 houdende het toeristische logies, en de latere wijzigingen daarvan: 500 (vijfhonderd euro).
  2. Voor tweede verblijven met een totale bebouwde vloeroppervlakte (inclusief bijgebouwen) van maximaal 40 m²: 1.000 (duizend euro).
  3. Voor tweede verblijven met een totale bebouwde vloeroppervlakte (inclusief bijgebouwen) van meer dan 40 m²:1.250 (duizend tweehonderdvijftig euro).

 

De totale bebouwde vloeroppervlakte wordt gemeten aan de buitenzijde van de constructie.

 

Artikel 4 – Vrijstellingen

Volgende verblijfplaatsen zijn vrijgesteld van belasting:

1. Verplaatsbare caravans of woonaanhangwagens.

2. Verblijfplaatsen uitsluitend bestemd voor beroepsactiviteiten, kadastraal omschreven als niet-woonentiteit (bv. handelshuis, grootwarenhuis, magazijn).

3. Verblijfplaatsen waarvan de zakelijke rechten tijdelijk niet kunnen worden uitgeoefend wegens ramp, overmacht, gerechtelijke of administratieve procedures.

4. Verblijfplaatsen opgenomen in een onteigeningsplan.

5. Verblijfplaatsen geïnventariseerd als leegstaand op de gemeentelijke inventarislijst.

6. Verblijfplaatsen opgenomen op de gewestelijke inventarislijst van ongeschikte en/of onbewoonbare woningen.

7. Verblijfplaatsen in gebruik door sociale instellingen zoals zorg- en verblijfsinstellingen, beschermd en begeleid wonen, kloosters, opvangcentra, ziekenhuizen, internaten of gevangenissen.

8. Verblijfplaatsen die als hoofdverblijfplaats verhuurd zijn, op voorwaarde dat:

         het huurcontract afgesloten werd tussen 1 en 31 december van het jaar voorafgaand aan het aanslagjaar;

         de huurder uiterlijk op 31 januari van het aanslagjaar ingeschreven is in de gemeentelijke registers.

9. Verblijfplaatsen tijdelijk onbewoonbaar door verbouwingswerken, mits voorlegging van een stedenbouwkundige vergunning of gelijkwaardig bewijs. Deze vrijstelling geldt slechts eenmaal voor dezelfde houder(s) van het zakelijk recht en voor één aanslagjaar.

10. Verblijfplaatsen in gebruik door seizoenarbeiders of tijdelijke arbeiders.

11. Verblijfplaatsen waarvan het zakelijk recht in de loop van het voorafgaande kalenderjaar werd verworven. Deze vrijstelling geldt uitsluitend voor het eerste aanslagjaar volgend op de verwerving.

 

Artikel 5– Aangifteplicht

De belastingplichtige ontvangt van het gemeentebestuur een aangifteformulier. Dit formulier moet behoorlijk ingevuld en ondertekend teruggestuurd worden vóór de erin vermelde vervaldatum.

Indien de belastingplichtige geen aangifteformulier ontvangt, is hij verplicht uiterlijk op 1 april van het aanslagjaar de voor de aanslag noodzakelijke gegevens aan het gemeentebestuur te bezorgen. Op verzoek van de belastingplichtige verstrekt het gemeentebestuur een aangifteformulier. Dit formulier moet eveneens vóór 1 april schriftelijk ingediend worden.

Wanneer de belastingplichtige een voorstel van aangifte ontvangt:

         Indien de gegevens overeenstemmen met de belastbare toestand op 1 januari van het aanslagjaar, hoeft hij dit voorstel niet terug te sturen. In dat geval geldt de aangifteplicht als vervuld en wordt de belasting gevestigd op basis van het voorstel.

         Indien de gegevens onjuist of onvolledig zijn, moet het voorstel binnen 30 dagen na verzending verbeterd of aangevuld teruggestuurd worden. Correcties kunnen uitsluitend schriftelijk ingediend worden. Het tijdig teruggestuurde verbeterde voorstel geldt als aangifte.

Valt de uiterste indieningsdatum op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag, dan verschuift de vervaldag naar de eerstvolgende werkdag.

Een aangifte geldt als laattijdig wanneer zij na de uiterste indieningsdatum wordt gepost of afgegeven, zelfs indien dit tegen ontvangstbewijs gebeurt.

 

Artikel 6: Controle en bewijs van gebruik

§1. De administratie is te allen tijde gerechtigd na te gaan of een als tweede verblijf aangegeven pand effectief in gebruik is als tweede verblijf in de zin van dit reglement.

§2. De eigenaar of houder van het zakelijk recht is verplicht om, op eenvoudig verzoek van de administratie, de nodige bewijsstukken voor te leggen die het effectief gebruik aantonen, zoals onder meer:

         afrekeningen van nutsvoorzieningen (elektriciteit, water, gas, internet, …);

         foto’s van de ingerichte en gebruikte ruimten;

         of andere relevante documenten die het gebruik als tweede verblijf aannemelijk maken.

 

§3. Indien de eigenaar of houder van het zakelijk recht geen afdoende bewijzen van effectief gebruik verstrekt, of indien uit het onderzoek van de administratie blijkt dat het pand niet daadwerkelijk in gebruik is als tweede verblijf, kan de administratie het pand overeenkomstig de bepalingen van het gemeentelijk reglement op de inventarisatie van leegstaande woningen en gebouwen onderzoeken op leegstand.

Wanneer uit dit onderzoek blijkt dat voldaan is aan de wettelijke voorwaarden, kan het pand worden opgenomen in de inventaris van leegstaande woningen en gebouwen, met toepassing van de daaraan verbonden fiscale en administratieve gevolgen.

 

§4. Een pand dat effectief wordt opgenomen in de inventaris van leegstaande woningen en gebouwen, wordt ambtshalve geschrapt uit de inventaris van tweede verblijven, met ingang van de datum van opname in de leegstandsinventaris.

 

Artikel 7 – Wijze van inning

De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.

 

Artikel 8– Procedure van ambtshalve vaststelling

Bij gebrek aan aangifte binnen de in de in artikel 5 gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, kan de belasting ambtshalve worden ingekohierd.

 

Vooraleer wordt overgegaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekent het college van burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.

 

De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.

 

Artikel 9 – Belastingverhoging

De ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met 500 euro.

Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd.

 

Artikel 10 – Betaaltermijn

De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na verzending van het aanslagbiljet.

 

Artikel 11 – Bezwaarprocedure

De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen.

 

Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.

 

Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstbewijs afgegeven, binnen vijftien dagen na de indiening ervan.

 

Artikel 2

§1. Dit reglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 285 e.v. van het Decreet over het lokaal bestuur en treedt in werking op 1 januari 2026.

 

§2. Het reglement van 21 november 2019 wordt opgeheven door deze beslissing.

 

Artikel 3

Het college van burgemeester en schepenen wordt gelast met de uitvoering van dit reglement.

 

Artikel 4

Deze beslissing is onderworpen aan het bestuurlijk toezicht zoals dit geregeld wordt in het Decreet over het lokaal bestuur.

 

Disclaimer

Register der bekendmakingen

Deze webpagina vormt het openbare register van gemeentelijke reglementen en verordeningen, in overeenstemming met het besluit van de Vlaamse regering van 28 april 2023 betreffende de bekendmakingen en raadpleegbaarheid van besluiten en documenten van het lokale bestuur met betrekking tot de manier waarop ze moeten worden bijgehouden.

Wanneer een publicatie wordt uitgevoerd, zal er een expliciete "bundel" van het document worden opgeslagen. Op dat moment is het document inhoudelijk niet meer aanpasbaar door de gebruiker.

Deze "bundel" bestaat uit:

Al deze gegevens staan in een aparte publicatie omgeving die beveiligd en toegankelijk is voor een beperkt aantal personen.