Feiten en context

Het reglement begraafplaatsen en lijkbezorging heeft nood aan een aantal technische aanpassingen en vergemakkelijkt de toepasselijkheid in de praktijk door de administratie.

 

Juridische gronden

         Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017

         Wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging

         Decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en lijkbezorging

         Decreet van 9 februari 2024 tot wijziging van het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, het decreet van 12 juli 2013 houdende toekenning van subsidies voor gebouwen van de eredienst, gebouwen voor de openbare uitoefening van de niet-confessionele morele dienstverlening en crematoria en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.

         Decreet van 14 juli 2025 over het platform voor overlijdensadministratie

         Besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 voor organisatie, inrichting en beheer van begraafplaatsen en crematoria

         Besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2006 tot vaststelling van de wijze van lijkbezorging, de asbestemming en de rituelen van de levensbeschouwing voor uitvaart opgenomen in laatste wilsbeschikking

         Omzendbrief KBBJ/ABB 2024/1 – 20 september 2024: toepassing decreet van 16 januari 2024 begraafplaatsen en lijkbezorging en uitvoeringsbesluiten ervan

         Hervormde gemeentelijk reglement op de begraafplaatsen en de lijkbezorging van 18 november 2004, zoals gewijzigd door diverse gemeenteraadsbeslissingen op 12 februari 2009, op 5 september 2013, op 15 december 2016, op 20 april 2017 en op 9 november 2017 en 21 november 2019

 

Adviezen

Uitvoering overleg met schepenen

 

Argumentatie

Er zijn een aantal beperkte technische aanpassingen vereist aan het reglement op de begraafplaatsen en de lijkbezorging voor de praktische toepassing door de administratie, zijnde:

 

In artikel 2a wordt de digitale registratie voorzien via ELys, een nieuw, digitaal platform voor overlijdensadministratie in Vlaanderen. Vanaf 1 januari 2026 verloopt de aangifte van een overlijden verplicht via dit platform en worden de papieren formulieren volledig vervangen.

 

In artikel 2c actualisering van de bepalingen inzake de laatste wilsbeschikking vanaf de leeftijd van 16 jaar.

 

In artikel 2d wordt de beperking voor levenloos geboren kinderen opgeheven.

 

In hoofdstuk D wordt de term grafrust vervangen door bewaartermijn omdat de burgemeester in de bewaartermijn van 10 jaar een toestemming tot opgraving kan verlenen.

 

In artikel 15 is de mogelijkheid voorzien tot omzetting van een niet-geconcedeerd graf naar een concessie mits betaling van een dubbele retributie. De concessie start dan na de periode van niet- geconcedeerd graf.

 

In artikel 19§2 wordt het nijpend plaatstekort op de begraafplaatsen van Meensel, Kiezegem en Sint-Joris-Winge tijdelijk opgelost.

 

In artikel 22§1 wordt een laatste lid toegevoegd waardoor een derde persoon die de begrafenis regelt ervoor kan kiezen de urne op een publiek toegankelijke plaats te bewaren of te begraven.

 

In artikel 22 wordt paragraaf 4 toegevoegd om de as van een overleden huisdier bij te zetten of bij te begraven bij het baasje.

 

In artikel 24 lid 1 wordt de mogelijkheid om een graf te verplaatsen op de begraafplaats tijdens de eerste 10 jaar mits toestemming van de burgemeester voorzien.

 

Artikel 62§2 wordt geschrapt omdat er op de begraafplaatsen geen indeling in percelen is.

 

Om redenen van transparantie is het opportuun om een gecoördineerde versie (15 december 2025) van het reglement voor te leggen ter goedkeuring van de gemeenteraad.

 

Financiële gevolgen

De financiële gevolgen worden bepaald door het retributiereglement asverstrooiingen en grafconcessies.

 

Bijlagen

Reglement begraafplaatsen en lijkbezorging vanaf 1 januari 2026

 

Besluit:

14 stemmen voor: Katrien Houtmeyers, Jo Smekens, Jan Loddewykx, Bart Willems, Manuela Vervoort, Steve Cleynen, Gert Van denstorme, Ilse Roelants, Filip Charlier, Eric Roskin, Marleen De Vry, Raf Alaerts, Jasper Trompet en Fons Lemmens.
6 stemmen tegen: Germaine Willems, Agnes Van de Gaer, Rudi Beeken, Gunther Clinckx, Kris Cornelissen en Tom Craeninckx.
Artikel 1

De gemeenteraad keurt het aangepaste reglement begraafplaatsen en lijkbezorging (versie 15 december 2025), waarvan de modaliteiten hieronder zijn opgenomen en integraal deel uitmakend van deze beslissing, goed:

 

Reglement Begraafplaatsen en Lijkbezorging (versie 15.12.2025)

Inhoudsopgave 1

A. Preambule (art. 1) 1

B. Pleegvormen die de teraardebestelling voorafgaan (art. 2 – art. 11) 2

C. Verlof tot Aanvraag toestemming crematie (art. 12 – art. 14) 5

D. Grafrust Bewaartermijn – begravingen – bestemming van de as (art. 15 – art. 25) 7

E.      Opgraving (art. 26 – art. 28) 13

F.      Grafconcessies – technische voorschriften - statuut en onderhoud van graftekens,  
               gedenktekens, aanplantingen en andere sierstukken (art. 29  – art. 90) 14

G. Politiebepalingen (art. 92 – art. 96) 23

H. Diverse bepalingen (art. 97 – art. 98 ) 24

  1. Preambule

Artikel 1

§1. De gemeente Tielt-Winge beschikt over minstens één openbare begraafplaats, die bovendien dient uitgerust te zijn met een urnenveld, een strooiweide en een columbarium.

§2. Wanneer nieuwe voor begraving bestemde ruimten aangelegd zijn, bepaalt de gemeenteraad de datum waarop niet meer begraven wordt op de oude begraafplaatsen. Een afschrift van deze beslissing wordt tot de definitieve ontruiming van de begraafplaats aan de ingang ervan uitgehangen.

De oude begraafplaatsen worden in de staat gelaten waarin ze zich bevinden. Gedurende ten minste tien jaar mag er geen gebruik van worden gemaakt.

Na verloop van de in het voorgaande lid bepaalde tijd of ten minste tien jaar na de laatste begraving, waarbij de inschrijving in het begrafenisregister als bewijs geldt, kan de gemeenteraad beslissen een andere bestemming te geven aan de oude begraafplaatsen.

§3. De oude begraafplaatsen rond de parochiekerken van Onze-Lieve-Vrouw, Sint-Martinus en Sint-Denijs blijven om cultuurhistorische redenen behouden en zullen in afwijking van paragraaf 2, geen andere bestemming krijgen. Wat de graven betreft, kunnen de graftekens niet verwijderd worden door de nabestaanden; zij die hiervoor toch kiezen, stellen hun vraag schriftelijk aan het college. Voor zover er geen afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische aard van deze oude begraafplaatsen, kan het college beslissen het ‘graf’ over te nemen in ruil voor een minimaal onderhoud.

 

  1. Pleegvormen die de teraardebestelling voorafgaan

Artikel 2

a) ELys is een nieuw, digitaal platform voor overlijdensadministratie in Vlaanderen. Vanaf 1 januari 2026 verloopt de aangifte van een overlijden verplicht via dit platform en worden de papieren formulieren volledig vervangen.

         Artsen: Vanaf 1 januari 2026 gebruiken artsen een gebruiksvriendelijke webapplicatie om het overlijden vast te stellen en de benodigde gegevens in te vullen.

         Lokale besturen: Ontvangen direct digitaal de informatie die nodig is voor het opmaken van de overlijdensakte.

         Uitvaartondernemers: Communiceren via het platform en ontvangen de toestemming voor begraven of crematie digitaal.

 

  1.   De manieren van lijkbezorging zijn: begraven, verstrooien of bewaren van de as na crematie, of op de wijze en volgens de nadere regels bepaald door de Vlaamse regering.

De begraving, bewaring in een columbarium of uitstrooiing van de as op de gemeentelijke begraafplaats met nauwkeurige aanduiding van de plaats ervan, wordt opgetekend in een (digitaal) register, dat bijgehouden wordt door de gemeente. Voor de uitstrooiing van de as beperkt de nauwkeurige aanduiding van de plaats zich tot de vermelding van de strooiweide.

  1. Elkeen die de leeftijd van zestien jaar bereikt kan tijdens zijn leven vrijwillig een schriftelijke kennisgeving van zijn laatste wilsbeschikking overmaken aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van zijn gemeente. Die laatste wilsbeschikking kan handelen over de wijze van lijkbezorging, de asbestemming, de bijbegraving, bijzetting van de urne van de eerder overleden echtgenoot of persoon met wie een feitelijk gezin gevormd werd (dit is een situatie waarbij twee of meer mensen zonder huwelijk of wettelijke samenwoning samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren) of de gezamenlijke uitstrooiing van de as van beide overledenen, het ritueel van de levensbeschouwing voor de uitvaartplechtigheid, geen uitvaartplechtigheid, het schenken van het stoffelijk overschot aan de wetenschap evenals over de gemeente waar men begraven wil worden of de gemeente waar de as begraven, bijgezet of uitgestrooid moet worden, evenals over de vermelding van het bestaan van een uitvaartcontract.

Deze kennisgeving wordt op de dienst burgerzaken in het rijksregister geregistreerd. Deze laatste wilsbeschikking wordt gelijkgesteld met de aanvraag van de toestemming tot crematie, zoals bepaald onder titel C.

Indien het overlijden in een andere gemeente van het Vlaamse Gewest dan die van de hoofdverblijfplaats heeft plaatsgehad of wanneer de overledene de wens heeft uitgedrukt in een andere gemeente dan de gemeente van de hoofdverblijfplaats of van de gemeente waarin het overlijden heeft plaatsgehad, te worden begraven, bijgezet of uitgestrooid, moet de gemeente van de hoofdverblijfplaats zonder uitstel op aanvraag van de gemeente waarin het overlijden heeft plaatsgehad of van de gemeente waar de overledene wenst begraven, bijgezet of uitgestrooid te worden, informatie betreffende de in het tweede lid bedoelde laatste wilsbeschikking bezorgen.

De gegevens, vermeld in het tweede lid, worden bewaard overeenkomstig de regeling die geldt met toepassing van het Bestuursdecreet van 7 december 2018.

  1.   Levenloos geboren kinderen die de wettelijke levensvatbaarheidsgrens nog niet hebben bereikt, wordenop verzoek van de ouders begraven of gecremeerd, volgens de regels, vastgesteld door de Vlaamse regering.
  2. Indien het overlijden plaats heeft in het Vlaamse Gewest, wordt, voor de begraving van een stoffelijk overschot, een kosteloze toestemming verleend door de ambtenaar van de burgerlijke stand, of door zijn gemachtigde beambten, van de gemeente waar het overlijden werd vastgesteld op basis van een overlijdensattest, of door de procureur des Konings van het arrondissement van de plaats waar zich ofwel de begraafplaats ofwel de hoofdverblijfplaats van de overledene bevindt, indien het overlijden heeft plaatsgehad in het buitenland.

Voor de begraving van een stoffelijk overschot van een persoon die overleden is in een gemeente van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, van het Franse taalgebied, of van het Duitse taalgebied wordt met de toestemming tot begraving gelijkgesteld de machtiging die daartoe wordt verleend door de overheid die in dat taalgebied bevoegd is voor het verlenen van een toestemming tot begraving.

 

Artikel 3

Tenzij in speciale gevallen en na advies van een arts, kan geen teraardebestelling gebeuren zonder een kosteloos afgegeven toestemming van de ambtenaar van de burgerlijke stand, en ten vroegste 24 uren na het overlijden.

 

Artikel 4

De stoffelijke overschotten dienen in een doodskist of ander lijkomhulsel geplaatst te worden.

Een balseming of enige andere conserverende behandeling, voorafgaandelijk aan de kisting, kan slechts in de door de Vlaamse regering bepaalde gevallen worden toegestaan.

 

Artikel 5

§1. De burgemeester of zijn gemachtigde mag de kisting bijwonen.

§2. De kisting van de naar het buitenland te vervoeren lichamen heeft plaats in aanwezigheid van de burgemeester of diens afgevaardigde, die de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen nagaat.

 

Artikel 6

Voor de begravingen in volle grond moeten de kist en eventueel het omhulsel samengesteld zijn uit gemakkelijk vergaanbare bestanddelen.

Het gebruik van doodskisten, foedralen, doodswaden, producten en procedés die de natuurlijke en normale ontbinding van het lijk of de crematie beletten, is verboden.

De in vorig lid bedoelde voorwerpen en procedés, alsook de voorwaarden waaraan een doodskist, zoals bedoeld in artikelen 4 en 8, dient te beantwoorden, worden gespecifieerd bij Besluit van de Vlaamse regering van 14 mei 2004 tot organisatie, inrichting en beheer van begraafplaatsen en crematoria.

 

Artikel 7

§1. Onverminderd de door de rechterlijke overheid uitgevaardigde maatregelen, mag de kist na de kisting niet meer geopend worden.

§2. Als de omstandigheden het vereisen, opent de burgemeester van de gemeente waar het crematorium zich bevindt of zijn gemachtigde de doodskist en maakt hij van deze handeling een proces-verbaal op dat hij onmiddellijk doorstuurt naar de procureur des Konings van het arrondissement waar het crematorium zich bevindt.

 

Artikel 8

De lijkkisten moeten zodanig gebouwd en gesloten zijn dat ze op een behoorlijke en volledige wijze beantwoorden aan hun normale bestemming.

 

Artikel 9

De toelating tot de lijkbezorging wordt afgeleverd door de ambtenaar van de burgerlijke stand, hetzij voor teraardebestelling op het gemeen veld hetzij op de vergunde plaatsen.

Delegatie voor het verlenen van de diverse soorten grafconcessies, zoals gespecifieerd in artikel 30, wordt verleend aan het College van Burgemeester en Schepenen.

 

Artikel 10

Het vervoer van een lichaam of de as van een overleden persoon vanuit Tielt-Winge naar een andere gemeente wordt slechts toegestaan op voorlegging van een attest waaruit het akkoord blijkt van de burgemeester van de plaats van bestemming.

Eenzelfde machtiging vanwege de burgemeester van Tielt-Winge is vereist om het lichaam van een buiten de gemeente overleden persoon op de gemeentelijke begraafplaats te begraven.

 

Artikel 11

Het toezicht op lijkstoeten ligt bij de gemeenteoverheid, die ervoor zorgt dat ze ordelijk, welvoeglijk en met de aan de doden verschuldigde eerbied verlopen.

Het lijkvervoer wordt waargenomen door private ondernemingen onder toezicht van het gemeentebestuur.

Het vervoer van een niet-gecremeerd stoffelijk overschot binnen het Vlaamse Gewest kan plaatsvinden vanaf het moment dat de behandelende arts of de arts die het overlijden heeft vastgesteld, een attest heeft opgesteld waarin hij verklaart dat het om een natuurlijke doodsoorzaak gaat en dat er geen gevaar voor de volksgezondheid is.

Niet-gecremeerde stoffelijke overschotten dienen individueel met een lijkwagen of een daartoe speciaal uitgeruste wagen op passende wijze te worden vervoerd, in een kist die voldoet aan de voorwaarden van het Besluit van de Vlaamse regering van 14 mei 2004 tot organisatie, inrichting en beheer van begraafplaatsen en crematoria.

 

3. Aanvraag toestemming crematie

Artikel 12

§1. Voor crematie is een toestemming vereist die wordt verleend door de ambtenaar van de burgerlijke stand, of door diens gemachtigde beambten van het gemeentebestuur van de gemeente waar het overlijden werd vastgesteld op basis van een overlijdensattest, indien dat overlijden in het Vlaamse Gewest heeft plaatsgehad, of door de procureur des Konings van het arrondissement van de plaats waar zich ofwel het crematorium ofwel de hoofdverblijfplaats van de overledene bevindt, indien het overlijden heeft plaatsgehad in het buitenland.

Voor de crematie van een persoon die overleden is in een gemeente van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, van het Franse taalgebied, of van het Duitse taalgebied wordt met de toestemming tot crematie gelijkgesteld de machtiging die daartoe wordt verleend door de overheid die in dat taalgebied bevoegd is voor het verlenen van een toestemming tot crematie.

§2. Voor crematie na opgraving is een voorafgaandelijk toestemming verlof tot opgraving vereist.

Na het verlenen van de toestemming tot opgraving wordt de behoorlijk gemotiveerde aanvraag tot crematie door de ambtenaar van de burgerlijke stand doorgestuurd aan de procureur des Konings van het arrondissement van de plaats waar het crematorium of de hoofdverblijfplaats van de aanvrager is gevestigd, van de plaats van overlijden of van de plaats waar het stoffelijk overschot begraven is.

Bij deze aanvraag tot crematie dient in voorkomend geval een attest van registratie in de bevolkingsregisters van de laatste wilsbeschikking van de overledene inzake de wijze van lijkbezorging gevoegd te worden.

De procureur des Konings aan wie de vraag gericht is, kan aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar het overlijden vastgesteld werd, vragen hem een dossier dat het in artikel 77 of in artikel 81 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde attest bevat, door te sturen. Indien dit attest ontbreekt, wordt daarvan door de betrokken ambtenaar de reden opgegeven.

De toestemming tot crematie wordt geweigerd of toegestaan door de procureur des Konings aan wie de vraag tot crematie gericht is.

 

Artikel 13

§1. Iedere aanvraag tot crematie wordt ondertekend door degene die bevoegd is om in de lijkbezorging te voorzien of door zijn gemachtigde.

§2. De toestemming moet door de ambtenaar van de burgerlijke stand, door diens gemachtigde beambten van het gemeentebestuur of door de procureur des Konings geweigerd worden als de overledene in een akte, die voldoet aan de voorwaarden inzake bekwaamheid en gesteld is in de vorm van de akten van uiterste wil, zijn voorkeur voor een andere wijze van lijkbezorging te kennen heeft gegeven, of als hij kennis heeft gekregen van het verzoek bedoeld in §4 van dit artikel.

§3. Onverminderd het bepaalde in §2 van artikel 14, mag de toestemming niet verleend worden vóór het verstrijken van een termijn van vierentwintig uren, ingaande met de ontvangst van de aanvraag tot toestemming.

§4. Iedere persoon die bij het verlenen of de weigering van de toestemming belang heeft, kan daartoe bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg een verzoek indienen.

De bevoegde voorzitter is die van de plaats waar de aanvraag tot toestemming werd ingediend. Van het verzoek wordt kennis gegeven aan de partijen, die bij het verlenen of de weigering van de toestemmingbelang hebben, alsmede aan de ambtenaar van de burgerlijke stand of aan de procureur des Konings, bij wie de aanvraag tot toestemming werd ingediend.

Het verzoek wordt behandeld en beoordeeld als in kortgeding, het openbaar ministerie gehoord.

 

Artikel 14

§1. Bij de aanvraag tot toestemming moet een digitaal attest worden gevoegd waarin de behandelende arts of de arts die het overlijden heeft vastgesteld, vermeldt of het overlijden te wijten is aan een natuurlijke of gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak.

Als de aanvraag het lijk van een in een gemeente van het Vlaamse Gewest overleden persoon betreft, en de in het bovenstaande lid bedoelde arts heeft bevestigd dat het om een natuurlijk overlijden gaat, dan moet bovendien het verslag worden bijgevoegd van een beëdigd arts uit de eigen gemeente of een andere gemeente van het Vlaamse Gewest die door de ambtenaar van de burgerlijke stand, of door diens gemachtigde beambten van het gemeentebestuur is aangesteld om de doodsoorzaken na te gaan. In dat verslag wordt vermeld of het overlijden te wijten is aan een natuurlijke of gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak.

Het ereloon en alle daaraan verbonden kosten van de door de ambtenaar van de burgerlijke stand of door diens gemachtigde beambten van het gemeentebestuur aangestelde arts vallen ten laste van het gemeentebestuur van de gemeente waar de overledene in de bevolkingsregisters, het vreemdelingen- of wachtregister is ingeschreven.

§2. De ambtenaar van de burgerlijke stand moet het dossier naar de procureur des Konings van het arrondissement sturen wanneer omstandigheden het vermoeden van een gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak van overlijden wettigen of wanneer de arts in een van de onder §1 voorgeschreven documenten, niet heeft kunnen bevestigen dat er geen tekens of aanwijzingen van een gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak van overlijden zijn.

In dat geval kan toestemming tot crematie slechts worden verleend na het bericht van “geen verzet” door de procureur des Konings aan de ambtenaar van de burgerlijke stand.

§3. De persoon die bevoegd is om in de lijkbezorging te voorzien, kan de lijkschouwing steeds doen bijwonen door een arts van haar of zijn keuze.

 

  1. (Grafrust) Bewaartermijn – begravingen – bestemming van de as

Artikel 15

§1. Alleen op gemeentelijke of intergemeentelijke begraafplaatsen mag worden begraven.

Behoudens het verlenen van een grafconcessie is de (grafrust) bewaartermijn van 10 jaar kosteloos voor:

1° de personen die overleden zijn of van wie het lijk gevonden werd op het grondgebied van de gemeente;

2° de personen buiten de gemeente overleden of dood aangetroffen, ingeschreven in haar bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister, met dien verstande dat personen die volgens hun statuut vrijgesteld zijn van inschrijving gelijkgesteld worden met personen ingeschreven in die registers;

3° de personen die overleden zijn in een rusthuis of instituut buiten de gemeente Tielt-Winge, maar vóór hun opname in één dezer instellingen sinds minstens één jaar hun woon- of verblijfplaats in de gemeente hadden;

4° personen die uitgeschreven zijn om bij familie (tot en met de 2de graad) te gaan inwonen met als doel zorg te ontvangen en die minstens één jaar hun woon- of verblijfplaats in de gemeente hadden;

Op een niet-geconcedeerde locatie (grafrust) kan slechts 1 persoon begraven worden. De 10-jarige (grafrust) bewaartermijn geldt voor alle vormen van lijkbezorging die plaatsvinden op de gemeentelijke begraafplaatsen. Na deze bewaartermijn (grafrust) kan de gemeente steeds overgaan tot ontruiming van het niet-geconcedeerde graf mits navolging van de door het decreet bepaalde bekendmakingsprocedure. De omzetting van een niet-geconcedeerd graf in een concessie is toegelaten mits betaling van een dubbel  concessiebedrag aan te rekenen voor een concessie na een eerdere periode van niet-concessie. De concessie start dan na de periode van niet-concessie.

§2. Afwijkingen van het bepaalde in §1 kunnen worden toegestaan door de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, op voorstel van de burgemeester van de gemeente waar de begraving zal plaatshebben.

De minister mag de afwijking slechts toestaan op een op godsdienstige of filosofische overwegingen berustend verzoek, behalve als redenen van hygiëne en volksgezondheid dat niet toelaten.

 

Artikel 16

§1. De begraving kan plaatshebben in volle grond, in een grafkelder of bovengronds. Het Besluit van de Vlaamse regering van 14 mei 2004 tot organisatie, inrichting en beheer van begraafplaatsen en crematoria bepaalt de nadere regels volgens dewelke de begravingen in volle grond, in een grafkelder of bovengronds moeten gebeuren.

§2. De rouwenden zijn gerechtigd bij het gehele verloop van de begrafenis aanwezig te zijn.

 

Artikel 17

De gemeentelijke begraafplaatsen zijn bestemd voor het begraven van het lijk of de as van het gecremeerde lijk of het verstrooien van deze as van :

1° de personen die overleden zijn of van wie het lijk gevonden werd op het grondgebied van de gemeente;

2° de personen buiten de gemeente overleden of dood aangetroffen, ingeschreven in haar bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister, met dien verstande dat personen die volgens hun statuut vrijgesteld zijn van inschrijving gelijkgesteld worden met personen ingeschreven in die registers ;

3° de personen die op de begraafplaats een bijzettingsrecht bezitten ingevolge de toekenning van een graf- of nisconcessie;

4° de personen die overleden zijn in een rusthuis of instituut buiten de gemeente Tielt-Winge, maar vóór hun opname in één dezer instellingen sinds minstens één jaar hun woon- of verblijfplaats in de gemeente hadden;

5° personen die uitgeschreven zijn om bij familie (tot en met de 2de graad) te gaan inwonen met als doel zorg te ontvangen en die minstens één jaar hun woon- of verblijfplaats in de gemeente hadden;

6° alle andere personen die vroeger ingeschreven zijn geweest in de gemeente, mits volgende voorwaarden:

a) bij overlijden binnen 5 jaar na hun vertrek, mogen deze op de gemeentelijke begraafplaats een grafconcessie (zoals bepaald in artikel 30) of een asverstrooiing bekomen, mits betaling van het tarief vastgesteld door de gemeenteraad;

Asverstrooiing is toegestaan, mits betaling van het tarief vastgesteld door de gemeenteraad;

  1. bij overlijden na 5 jaar na hun vertrek, mogen deze op de gemeentelijke begraafplaats een grafconcessie (zoals bepaald in artikel 30) of een asverstrooiing bekomen, mits betaling van het tarief vastgesteld door de gemeenteraad;

Asverstrooiing is toegestaan, mits betaling van het tarief vastgesteld door de gemeenteraad;

7° de personen nooit ingeschreven in de bevolkingsregisters, het vreemdelingen- of wachtregister van de gemeente mogen op de gemeentelijke begraafplaats een grafconcessie (zoals bepaald in artikel 30) of een asverstrooiing bekomen, mits betaling van het tarief vastgesteld door de gemeenteraad;

Asverstrooiing is toegestaan, mits betaling van het tarief vastgesteld door de gemeenteraad;

8° de personen die werkelijk in de gemeente verblijven, maar die omwille van hun persoonlijk statuut vrijgesteld zijn van inschrijving in de bevolkingsregisters of in het vreemdelingen- of wachtregister en als dusdanig gelijkgesteld worden met de personen die werkelijk zijn ingeschreven.

 

Artikel 18

Er wordt in een behoorlijke wijze voorzien in de lijkbezorging van behoeftigen, ingeschreven in de bevolkingsregisters, het vreemdelingen- of wachtregister; de daaruit voortvloeiende kosten zijn ten laste van de gemeente, waar zij in de registers zijn ingeschreven.

 

Artikel 19

§1. De begravingen zullen volgens plan worden uitgevoerd in nuttige volgorde; hieronder wordt verstaan de chronologie van het overlijden en/of het opvullen van vrijgekomen plaatsen.

De lijken of de as van de gecremeerde lijken mogen alleen binnen de omheining van de begraafplaats worden bewaard, tenzij de bepalingen van artikel 21 of 22 van toepassing zijn. De afstand tussen de grafkuilen bedraagt 20 cm, tenzij de feitelijke omstandigheden een andere afstand zouden rechtvaardigen ; de afstand tussen de doodskisten of lijkwaden zelf bedraagt minstens 60 cm.

§2. Op de begraafplaatsen van Meensel, Kiezegem en Sint-Joris-Winge kan enkel op uitdrukkelijke schriftelijke gemotiveerde vraag van de langstlevende echtgenoot en van alle wettelijke erfgenamen van het overleden familielid, afgeweken worden van de nuttige volgorde; en dit om begraven te worden op de plaats waar een familielid ligt, waardoor dit (urne)graf verdwijnt. In alle andere gevallen wordt er zolang het plaatsgebrek op hogervermelde begraafplaatsen aanhoudt begraven op de gemeentelijke begraafplaatsen te Tielt Solveld.

 

Artikel 20

a) Voor de personen boven 12 jaar zullen de graven 2 m lengte, 1 m breedte en minstens 1,5 m diepte hebben. Voor personen onder de 12 jaar zijn de afmetingen respectievelijk 1,6 m x 0,85 m en minstens 1,5 m diepte. De lijkkisten of lijkwaden zullen in de kuil geplaatst worden, zodanig dat langs alle zijden een gelijke afstand vrij blijft. In geval van besmettelijke ziekte kan de burgemeester een grotere diepte voorschrijven.

Boven de bovenste doodskist of lijkwade bevindt zich een laag grond van ten minste 65 cm.

b) De as van de gecremeerde lijken mag:

  1. hetzij uitgestrooid op een daartoe bestemd perceel
  2. hetzij begraven na in een kist of urne te zijn geplaatst in de gewone grond met of zonder grondconcessie of in een grafkelder / grondnis:

           voor de kist en de begraving ervan gelden de specificaties sub a) ;

           de urne dient hetzij op ten minste 0,8 m diepte in de gewone grond te worden begraven, en dit ofwel op de plaats bestemd voor de begraving van de kisten en de daarop toepasselijke modaliteiten qua afmetingen sub a), ofwel op het urnenveld; de totale oppervlakte van het door het gemeentebestuur op het urnenveld aangeduide perceel bedraagt 0,8 m x 0,8 m; de afdekplaten van het urnegraf meten uniform 0,6 m x 0,6 m;

           de urne dient hetzij op ten minste 0,8 m diepte in een daartoe door het gemeentebestuur aangeduide en tegen betaling van de voorziene retributie ter beschikking gestelde grondnis te worden begraven, de afmetingen van deze grondnis bedragen uniform 0,5 m x 0,5 m, de afdekplaten van het urnegraf meten uniform 0,6 m x 0,6 m en worden door het gemeentebestuur ter beschikking gesteld en geplaatst; de totale oppervlakte van het vergunde perceel bedraagt 0,8 m x 0,8 m;

3) hetzij geplaatst in urnen in het daartoe bestemde columbarium;

  1.   Op elke gemeentelijke begraafplaats wordt bovendien voor de onder artikel 20, b,1 bedoelde personen op de daartoe op de strooiweide voorziene plaats een herdenkingszuil of soortelijk monument geplaatst, waaraan herdenkingsplaatjes kunnen bevestigd worden voor gecremeerde wiens as aldaar werd uitgestrooid.

Op eenvoudig schriftelijk verzoek van de nabestaanden stelt het gemeentebestuur een uniform blanco herdenkingsplaatje alsmede een aanhechtingspunt aan de herdenkingszuil of soortelijk monument ter beschikking, mits betaling van de onkosten door de gemeenteraad vastgesteld. De vasthechting van de herdenkingsplaatjes gebeurt door de gemeentelijke diensten.

De kosten voor de gravering blijven ten laste van de nabestaanden. Het opschrift van het herdenkingsplaatje moet voldoen aan artikel 79 van dit reglement.

Het herdenkingsplaatje mag niet verwijderd worden door het gemeentebestuur dan na een tijdsspanne van 10 jaar. In dat geval wordt het herdenkingsplaatje definitief ter beschikking gesteld van de nabestaanden.

 

Artikel 20bis

§1. Het crematorium verstrekt gratis asurnen die hermetisch gesloten moeten kunnen worden en waarop de naam en voornamen van de overledene, de datum van zijn overlijden, de naam van de gemeente waar het crematorium gelegen is en het volgnummer van de crematie vermeld staan.

Op verzoek van de nabestaanden kan de as rechtstreeks geborgen worden in een door hen ter beschikking gestelde urne, die hermetisch gesloten kan worden.

§2. Als de as uitgestrooid moet worden, kan ze rechtstreeks in een strooiurne worden geborgen. De strooiurne moet, voor de overbrenging naar een andere strooiweide dan die van het crematorium, verzegeld kunnen worden. Het zegel mag enkel verbroken worden door de bevoegde gemeentelijke beambte of door de persoon aan wie de zorg voor de eindbestemming van de as werd toevertrouwd.

 

Artikel 21

De as van gecremeerde lijken kan uitgestrooid worden op de aan het grondgebied van België grenzende territoriale zee onder de voorwaarden, zoals bepaald door de Vlaamse regering.

 

Artikel 22

§1. Indien de overledene dit schriftelijk heeft bepaald of, bij gebrek aan schriftelijke bepaling door de overledene, op gezamenlijk schriftelijk verzoek, van zowel de echtgenoot of van diegene met wie de overledene een feitelijk gezin vormde als van alle bloed- of aanverwanten van de eerste graad of, indien het om een minderjarige gaat, op verzoek van de ouders of voogd, kan de as van gecremeerde lijken:

1° worden uitgestrooid op een andere plaats dan de begraafplaats. Deze uitstrooiing kan evenwel niet gebeuren op het openbaar domein, uitgezonderd de begraafplaats. Indien het een terrein betreft dat niet in eigendom is van de overledene of zijn nabestaanden, is een voorafgaande, schriftelijke toestemming van de eigenaar van het betrokken terrein vereist. De asuitstrooiing gebeurt aansluitend op de crematie;

2° worden begraven op een andere plaats dan de begraafplaats, overeenkomstig de bepalingen vervat in artikel 20 b), 2°. Deze begraving kan evenwel niet gebeuren op het openbaar domein, uitgezonderd de begraafplaats. Indien het een terrein betreft dat niet in eigendom is van de overledene of zijn nabestaanden, is een voorafgaande, schriftelijke toestemming van de eigenaar van het betrokken terrein vereist. De begraving gebeurt aansluitend op de crematie;

De voorafgaande schriftelijke toestemming van de eigenaar van het terrein, zoals bedoeld in 1° en 2°, wordt in twee exemplaren opgemaakt; één exemplaar wordt bijgehouden door de eigenaar van het terrein, het andere door de nabestaande van de overledene die voor de uitstrooiing of de begraving zorgt; de uitstrooiing van de as van de overledene of de begraving ervan op een terrein dat niet in eigendom is van de overledene of zijn nabestaanden, mag geen aanleiding geven tot de betaling van welke vergoeding dan ook aan de eigenaar van het terrein.

3° in een urne ter beschikking worden gesteld van de nabestaanden om te worden bewaard op een andere plaats dan de begraafplaats. Indien er een einde komt aan de bewaring van de as op een andere plaats dan de begraafplaats, wordt de as door toedoen van de nabestaande die er de zorg voor heeft of zijn erfgenamen in geval van diens overlijden, ofwel naar een begraafplaats gebracht om er begraven, in een columbarium bijgezet of uitgestrooid te worden ofwel op de aan het grondgebied van België grenzende territoriale zee uitgestrooid te worden; in dit geval wordt er op de toestemming tot crematie de naam, voornamen en het adres van de nabestaande die de zorg voor de as heeft, alsook de exacte plaats waar de as van de overledene zal worden uitgestrooid, begraven of bewaard, aangebracht.

Met de schriftelijke wilsuiting van de overledene, in de zin van de aanhef van dit artikel, wordt bedoeld hetzij de kennisgeving van de laatste wilsbeschikking over de wijze van lijkbezorging, gericht aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, hetzij een testament; met het gezamenlijke schriftelijke verzoek van de betrokken nabestaanden als er geen geschreven wilsuiting van de overledene bestaat, wordt bedoeld een door alle betrokken nabestaanden ondertekende verklaring met vermelding van de naam, voornamen en adres van de nabestaande die de zorg voor de as zal dragen én van de exacte plaats waar de as van de overledene zal worden uitgestrooid, begraven of bewaard.

De persoon die de as in ontvangst neemt, is verantwoordelijk voor de naleving van deze bepalingen.

Voor situaties waarin de overledene geen laatste wilsverklaring heeft vastgelegd en er ook geen partner en bloed- of aanverwanten van de eerste graad zijn, kan de persoon die de begrafenis regelt, ervoor kiezen om de as uit te strooien of de urne te bewaren of te begraven op een locatie die voor het publiek toegankelijk is. Die persoon mag de urne niet op een private locatie bewaren of begraven.

§2. De as van de overledene wordt met respect en eerbied behandeld en kan geen voorwerp uitmaken van een commerciële activiteit, met uitzondering van die activiteiten die verband houden met het uitstrooien of begraven van de as of met het overbrengen ervan naar de plaats waar de as bewaard zal worden.

De nadere voorwaarden waaraan de in dit artikel bedoelde bewaringen, begravingen of uitstrooiingen moeten voldoen, worden bepaald bij Besluit van de Vlaamse regering van 14 mei 2004 tot organisatie, inrichting en beheer van begraafplaatsen en crematoria.

§3. Onverminderd hetgeen is bepaald sub §1. kan, op verzoek van de echtgenoot en van de bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad, een gedeelte van de as van het gecremeerde lijk aan hen worden meegegeven.

§4. De voorwaarden voor de bijzetting of bijbegraving van de as van een of meer overleden gezelschapsdieren worden bepaald bij het decreet van 9 februari 2024.

De urne met as van een of meer overleden gezelschapsdieren kan:

1°samen met de overledene in de doodskist worden geplaatst en begraven

2°samen met de in een lijkwade gehulde overledene worden begraven

3°samen de urne van de overledene in het urneveld worden begraven

4°samen met de urne van de overledene in het columbarium worden geplaatst.

Bijzetting van later overleden huisdieren is niet toegestaan. De urne van een huisdier mag geen deel uitmaken van een betalende concessie en kan bijgezet worden in geconcedeerde en in niet-geconcedeerde graven.

 

Artikel 23

De grafkuilen zullen onmiddellijk na de zinking van het lijk of de as met aarde gevuld en aangedamd worden.

 

Artikel 24

De graven mogen niet verwijderd worden dan na een tijdsverloop van 10 jaar, tenzij er vóór het verstrijken van die periode sprake is van onderhoudsverzuim in de zin van artikel 85 lid 1 van dit reglement of mits gemotiveerde toestemming van de burgemeester tijdens de eerste tien jaar om het graf te bewaren op de begraafplaats maar niet noodzakelijk op de oorspronkelijke plek.

Dergelijk niet-geconcedeerd graf mag enkel worden verwijderd nadat gedurende een jaar een afschrift van de beslissing tot verwijdering, zowel bij het graf als aan de ingang van de begraafplaats werd uitgehangen.

Bedoelde verwaarlozing wordt geconstateerd in een akte van de burgemeester of zijn gemachtigde; die akte blijft 1 jaar lang bij het graf en aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt.

Na het verstrijken van die termijn en bij niet-herstelling kan de burgemeester of zijn gemachtigde dergelijke graven doen verwijderen op kosten en risico van de nabestaanden of belanghebbenden zonder evenwel afbreuk te doen aan de minimale bewaartermijn van 10 jaar (grafrust).

Wanneer niet-geconcedeerde gronden voor nieuwe begravingen moeten worden gebruikt, wordt in de beslissing, bedoeld in lid 2, tevens kennis gegeven van de termijn waarbinnen zij graftekens mogen wegnemen. Bij het verstrijken van die termijn, of van de toegestane verlenging ervan, worden de materialen eigendom van de gemeente. Deze termijn wordt bepaald of verlengd door het college van burgemeester en schepenen; alleen het college van burgemeester en schepenen regelt de bestemming van deze aan de gemeente toevallende materiëlen.

 

Artikel 25

De beenderen, de as en de overblijfselen welke door de hernieuwing van de graven, de urnegraven, de columbaria of door andere omstandigheden worden bovengehaald, zullen onmiddellijk begraven worden op een daartoe bestemd perceel van de begraafplaats.

Onverminderd de naleving van de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van lijkbezorging overeenkomstig artikel 2 c) beslist de gemeenteraad welke bestemming dient gegeven te worden aan binnen de omheining van de begraafplaats aangetroffen stoffelijke resten.

 

E. Opgraving

Artikel 26

Elke opgraving is verboden behoudens machtiging van de Burgemeester. Deze kan zich niet verzetten tegen een opgraving met het oog op de uitvoering van een gerechtelijke beslissing.

Het verlenen van toestemming tot opgraving door de burgemeester kan enkel om ernstige redenen. Behoudens gerechtelijk bevel is een opgraving verboden tijdens de bewaartermijn (grafrust), die loopt tot 10 jaar na de begraving.

Het besluit van de Vlaamse regering van 14 mei 2004 bepaalt de nadere regelen inzake opgravingen.

 

Artikel 27

De kosten van de opgraving en vervoer zijn ten laste van de aanvragers, uitgezonderd wanneer zij uitgevoerd wordt op bevel van het gerecht.

 

Artikel 28

Indien het lijk of as na de opgraving moet vervoerd worden naar een andere begraafplaats, zal het vervoer van de lijkkist of de urne in de meest hygiënische omstandigheden dienen te gebeuren, teneinde de openbare gezondheid niet in het gedrang te brengen. Dit alles onverminderd de andere voorschriften door de burgemeester opgelegd.

 

F. Grafconcessies – technische voorschriften - statuut en onderhoud van graftekens, gedenktekens, aanplantingen en andere sierstukken

Artikel 29

a) Enkel op de gemeentelijke begraafplaatsen te Tielt Solveld, Sint-Joris-Winge, Houwaart, Meensel en Kiezegem worden nieuwe grafconcessies verleend.

b) Er kunnen geen nieuwe grafconcessies worden verleend op de oude gesloten gemeentelijke begraafplaatsen te Sint-Joris-Winge, Houwaart en Tielt.

 

Artikel 30

De grafconcessies kunnen betrekking hebben op:

een cel (nis) in een columbarium;

een perceel grond voor de begraving van een doodskist;

een perceel grond voor de begraving van een urne;

een perceel grond mét grondnis voor de begraving van  een urne;

een perceel grond voor de begraving in een grafkelder.

Artikel 31

Eénzelfde concessie mag slechts dienen als graf (of cel) voor de aanvrager, zijn echtgenoot, zijn bloed- of aanverwanten, voor de leden van één of meer religieuze gemeenschappen, evenals voor personen die daartoe ieder hun wil te kennen geven bij de gemeentelijke overheid.

Door de concessiehouder aangewezen derden, echtgenoot, bloed- of aanverwanten kunnen daar ook worden bijgezet. Een concessie kan voor maximum 2 personen dienen. De volledige kostprijs wordt betaald bij aanvang van de concessie. De bijzetting van een tweede persoon is hierdoor voldaan.

Wanneer iemand overlijdt terwijl hij op dat ogenblik een feitelijk gezin vormde, kan de overlevende een concessie aanvragen.

 

Artikel 32

De concessieaanvraag mag worden ingediend ten behoeve van een derde en van diens familie.

 

Artikel 33

De concessieaanvragen vermelden de identiteit van de persoon of personen in wiens of wier voordeel ze worden ingediend, behalve wanneer de begunstigden de leden zijn van één of meer religieuze gemeenschappen.

 

Artikel 34

Het verlenen van een grafconcessie door de gemeentelijke overheid houdt geen verkoop of verhuring in.

 

Artikel 35

De grafconcessies zijn niet overdraagbaar.

 

Artikel 36

De concessies voor begraving in volle grond in kist of urne worden verleend voor een duur van 20 jaar.

 

Artikel 37

§1. De concessies voor begraving in grafkelders worden verleend voor een duur van 30 jaar.

§2. De concessies voor begraving van een urne in een grondnis worden verleend voor een duur van 30 jaar.

 

Artikel 38

De concessies voor plaatsing van een urne in een columbarium worden verleend voor een duur van 20 jaar.

 

Artikel 38bis

Mede door niet-verwaarlozing, zoals bepaald door de artikels 84 en 85 van dit reglement, nog steeds bestaande eeuwigdurende concessies, die door de wet van 20 juli 1971 worden omgezet in concessies van 50 jaar, kunnen op uitdrukkelijk verzoek van iedere belanghebbende verlengd worden voor 30 jaar en dit tegen betaling van het dan geldende tarief.

 

Artikel 39

De concessies worden verleend door het College van Burgemeester en Schepenen onder de in onderhavig reglement en de in het retributiereglement bepaalde voorwaarden.

 

Artikel 40

De beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen over de concessieaanvraag herneemt, indien ze gunstig is, de betreffende voorwaarden van het reglement in kwestie en wordt aan de aanvrager betekend.

 

Artikel 41

Als de beslissing gunstig is, neemt de duur van de concessie een aanvang op de datum van de onder artikel 40 vernoemde beslissing van het College.

 

Artikel 42

Op aanvraag, ingediend door enige belanghebbende, kunnen opeenvolgende hernieuwingen van de concessies worden toegestaan.

De hernieuwingen kunnen enkel geweigerd worden indien blijkt dat op het moment van de aanvraag de concessie verwaarloosd is.

 

Artikel 43

De in artikel 42 bedoelde aanvraag moet worden ingediend:

    vóór het verstrijken van de oorspronkelijke concessie, wanneer het om een eerste hernieuwing gaat;

   vóór het verstrijken van de hernieuwde concessie, wanneer het niet om een eerste hernieuwing gaat.

Minstens een jaar voor het verstrijken van de concessie of van de hernieuwingen ervan, maakt de burgemeester of zijn gemachtigde een akte op waarbij eraan herinnerd wordt dat een aanvraag om hernieuwing bij hem moet toekomen.

Een afschrift van deze akte wordt een jaar lang zowel bij het graf als aan de ingang van de begraafplaats uitgehangen.

Vanaf de hernieuwing van de concessie worden de afschriften van de akte verwijderd.

Als er geen aanvraag voor een hernieuwing is gedaan, vervalt de concessie. De niet weggenomen graftekens en de eventueel nog bestaande ondergrondse bouwwerken worden dan eigendom van de gemeente.

 

Artikel 44

Geen hernieuwing mag voor langere tijd dan de oorspronkelijke concessie worden toegestaan.

 

Artikel 45

De hernieuwingen worden door het College van Burgemeester en Schepenen toegekend aan de prijs en de voorwaarden voor een concessie die gelden op het ogenblik van de Collegebeslissing.

 

Artikel 46

Indien de beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen over de aanvraag tot hernieuwing gunstig is, vermeldt ze de voorwaarden waarvan sprake in artikel 45 en wordt ze aan de aanvrager betekend.

 

Artikel 47

Na gunstige beslissing en betekening door het College over de aanvraag van een concessie of van een hernieuwing, wordt de retributie aan de financieel directeur via overschrijving overgemaakt, of hem via wettig betaalmiddel overhandigd.

 

Artikel 48

Indien een belanghebbende verzoekt om een vernieuwing van een concessie vóór het verstrijken van de vastgestelde termijn naar aanleiding van een bijzetting, neemt een nieuwe concessie van dezelfde duur een aanvang vanaf de bijzetting in de concessie overeenkomstig de voorwaarden van artikel 45. In geval er geen vernieuwing wordt aangevraagd tussen de datum van de laatste bijzetting in de concessie en het verstrijken van de periode waarvoor deze werd verleend, blijft het graf bestaan gedurende een termijn van tien jaar die begint te lopen op de datum van het overlijden, indien dit overlijden zich minder dan tien jaar voor het verstrijken van de concessie heeft voorgedaan.

 

Artikel 49

Indien de beslissing gunstig is, moet de bouw van de grafkelder beëindigd zijn binnen de 3 maanden vanaf de in artikel 40 bedoelde betekening.

 

Artikel 50

De graftekens en de grafkelder moeten kunnen blijven staan gedurende de gehele duur van de concessies. Als grafteken in de zin van dit reglement dient te worden verstaan elk bovengronds en zichtbaar teken of constructie op graf of aan columbariumnis dat een relatief bestendig karakter heeft, zoals grafstenen, grafzerken, afdekplaten, kruisen.

 

Artikel 51

In geval van terugneming van het vergunde perceel of nis wegens openbaar belang of dienstnoodwendigheden, kan de concessiehouder geen aanspraak maken op enige vergoeding en heeft hij slechts recht op het kosteloos bekomen van een perceel of nis van dezelfde oppervlakte op een ander deel van de begraafplaats.

 

Artikel 52

In de in artikel 51 bedoelde gevallen, zijn de kosten voor de eventuele overbrenging van de lichamen en de graftekens en voor de eventuele bouw van een nieuwe grafkelder ten laste van de gemeente.

 

Artikel 53

In geval van sluiting van een begraafplaats, kan de concessiehouder geen aanspraak maken op enige vergoeding en heeft hij slechts recht op het kosteloos bekomen van een perceel of nis van dezelfde oppervlakte op de nieuwe begraafplaats.

 

Artikel 54

Het recht op het kosteloos bekomen van een perceel van dezelfde oppervlakte op de nieuwe begraafplaats is afhankelijk van het indienen van een aanvraag door enige belanghebbende.

 

Artikel 55

De in artikel 54 bedoelde aanvraag moet worden ingediend vóór de datum van het stopzetten van de begravingen op de oude begraafplaats.

 

Artikel 56

In het in artikel 53 bedoelde geval zijn de kosten van de eventuele overbrenging van de graftekens evenals deze van de eventuele bouw van een nieuwe grafkelder ten laste van diegene die de in artikel 53 bedoelde aanvraag heeft ingediend.

De overbrenging van de stoffelijke resten, zoals bedoeld in artikel 53, is kosteloos voor de belanghebbenden.

 

Artikel 57

Wanneer een grafconcessie om gelijk welke reden ten einde loopt, worden de niet-weggenomen graftekens en de nog bestaande ondergrondse constructies na het verstrijken van een termijn van 1 jaar, eigendom van de gemeente.

 

Artikel 58

Op verzoek van de concessiehouder, kan het College van Burgemeester en Schepenen in de loop van een concessie een graf terugnemen, wanneer dit ongebruikt is gebleven of wanneer het zulks wordt ingevolge de overbrenging van de stoffelijke overblijfselen.

 

Artikel 59

In het in artikel 58 bedoelde geval is de gemeente slechts gehouden tot terugbetaling van een bedrag berekend in verhouding tot de nog resterende volledige jaren en op basis van de bij de toekenning betaalde retributie.

 

Artikel 60

De percelen geconcedeerd voor het begraven in volle grond hebben een eenvormige oppervlakte van 2 m² (2 m x 1 m); de percelen voor het begraven van urnen op een urnenveld hebben een eenvormige oppervlakte van 0,64 m² (0,8 m x 0,8 m). De gedenksteen mag 0,6 m x 0,6 m zijn. Constructies in de hoogte zijn niet toegestaan.

 

Artikel 61

Onverminderd de toepassing van artikel 64, hebben de voor het begraven in volle grond van verscheidene lichamen vergunde percelen een oppervlakte van 2 m² (2 m x 1 m) per 2 lichamen waarvan de begraving is gepland.

 

Artikel 62

§1. De percelen vergund voor het begraven in grafkelders hebben een eenvormige oppervlakte van 2 m² (2 m x 1 m)

§32. De werkzaamheden die betrekking hebben op het construeren en plaatsen van een grafkelder worden steeds uitgevoerd door het daartoe aangeduide gemeentelijke personeel of door de door het bestuur aangeduide grafdelver.

 

Artikel 63

Onverminderd de toepassing van artikel 64, hebben de voor het begraven in grafkelders van meerdere lichamen vergunde percelen een oppervlakte van 2 m² (2 m x 1 m) per 2 lichamen waarvan de begraving is gepland.

De percelen voor het begraven van urnen in een grondnis hebben een eenvormige oppervlakte van 0,64 m² (0,8 m x 0,8 m), per 2 urnen waarvan de begraving gepland is.

 

Artikel 64

De plaats voorzien voor een niet verast lichaam kan worden ingenomen door 2 asurnen.

In geen geval betekent dit dat in een geconcedeerd graf op de oude begraafplaatsen rond de parochiekerken van Onze-Lieve-Vrouw, Sint-Martinus en Sint-Denijs meer dan 2 personen mogen begraven worden.

 

Artikel 65

De cellen geconcedeerd voor het bijzetten van een asurn in het columbarium hebben een eenvormig volume van 0,082 m³ (0,427 m x 0,427 m x 0,45 m).

 

Artikel 66

Eén cel kan maximaal 2 urnen bevatten.

 

Artikel 67

Grafkelders mogen niet groter zijn dan het geconcedeerde perceel.

Voor grafkelders mag alleen gebruik gemaakt worden van geprefabriceerde grafkelders.

 

Artikel 68

De werkplaats die geopend wordt met het oog op de plaatsing van een grafkelder, moet behoorlijk aangeduid zijn.

 

Artikel 69

De kuil mag slechts open blijven gedurende de tijd nodig voor de plaatsing van de grafkelder, en niet langer dan 5 dagen.

 

Artikel 70

De kelders zijn derwijze gebouwd, dat zij afgescheiden cellen of delen vormen voor elk te bergen lichaam of asurne.

 

Artikel 71

In de grafkelders moeten de lichamen of asurnen bijgezet worden op een diepte van minstens 0,8 m.

 

Artikel 72

Na bijzetting wordt de opening van de keldercel gesloten door middel van een plaat in gewapend beton of een arduinen plaat van ten minste 5 cm dikte of door een metselwerk van ten minste één steen dikte, bedekt met cement.

 

Artikel 73

De keldergraven mogen niet meer dan twee op elkaar geplaatste vakken bevatten. De totale diepte van de kuil, waarin de kelder geplaatst wordt, mag evenwel de 2 m niet overschrijden. Geen enkele zijmuur mag gemeenschappelijk zijn. Bij wijze van fundering moeten de buitenmuren van de grafkelders tot aan de grondoppervlakte verhoogd worden, alvorens het grafteken mag worden geplaatst.

De ledige ruimte tussen de muren boven het gewelf zal met goed samengedrukte aarde gevuld worden. De muren en het gewelf der grafkelders moeten in evenredigheid zijn met het gewicht van het grafteken, dat zij moeten dragen.

De gebruikte materialen moeten van eerste kwaliteit zijn.

 

Artikel 74

De werken aan de grafkelder uitgevoerd in strijd met onderhavige bepalingen, worden geschorst op bevel van de burgemeester die hun afbraak op kosten van de belanghebbenden kan bevelen.

 

Artikel 75

Ook de werken die uitgevoerd worden zonder dat de grenzen van het vergunde perceel in acht genomen worden, worden geschorst op bevel van de burgemeester die hun afbraak op kosten van belanghebbende kan bevelen.

 

Artikel 76

Tenzij de overledene anders beschikt of zijn verwanten zich ertegen verzetten, heeft eenieder het recht zonder daarvoor aan de gemeente enige vergoeding te moeten betalen of daartoe een toelating te bekomen, een kruis, grafsteen of ander gedenkteken te plaatsen op het graf van zijn verwant of vriend, zonder afbreuk te doen aan het recht van de concessiehouder.

 

Artikel 77

Op het algemeen plan van aanleg van de begraafplaats, welk ter inzage berust op het gemeentehuis, zijn parken aangeduid: voor de personen boven de 12 jaar, en voor personen beneden de 12 jaar.

 

Artikel 78

Graftekens, andere gedenktekens en/of aanplantingen mogen op het sinds 11 december 1992 te Houwaart en de vanaf 12 juni 1995 te Tielt geopende begraafplaats, slechts aangebracht worden binnen de ruimte van 0,5 m vanaf de kop van het graf en 1 m breedte.

 

Artikel 79

Het is niet toegelaten graftekens of andere gedenktekens te plaatsen die door hun vorm, hun afmetingen, hun opschriften of aard der materialen de reinheid, gezondheid, veiligheid, de openbare orde, de waardigheid en rust op de begraafplaats kunnen verstoren.

In dit verband mogen deze graftekens volgende afmetingen niet overschrijden op de onder artikel 78 genoemde nieuwe begraafplaatsen: rechtstaande stenen (sokkel of voet inbegrepen), 0,9 m hoogte, 0,8 m breedte en maximaal 0,2 m dikte voor alle graven zonder onderscheid.

Als “steen” in de zin van vorig lid dient te worden beschouwd alle duurzame en niet onder invloed van gewone slijtage speciaal breekgevoelige materialen, voor zover zij tevens voldoen aan de voorwaarden van lid 1.

De bodemsteen (fundering) waarop de rechtstaande steen (met sokkel of voet), zoals bedoeld in vorige lid, is opgericht, moet horizontaal geplaatst worden en gelijk lopen met het maaiveld; de maximale afmetingen van deze bodemsteen bedragen 1 m op 0,5 m, conform de bepalingen van artikel 78.

Alvorens tot de daadwerkelijke plaatsing van een grafteken kan worden overgegaan, dient het voorafgaandelijke en uitdrukkelijke akkoord van de door het college van burgemeester en schepenen of de door haar gemachtigde ambtenaar te worden gevraagd, dit door het meedelen van een tekening/schets/plan/model met vermelding van de exacte afmetingen.

De bevoegde gemeentelijke dienst (bevolking – burgerlijke stand) toetst deze tekening/schets/plan/model aan de voorschriften van deze bepaling.

Het college van burgemeester en schepenen kan, indien het vereist is voor de aanleg en inrichting van de begraafplaatsen, individuele afwijkingen aan de afmetingen van de graftekens en gedenktekens toestaan, na advies bij de bevoegde dienst ingewonnen te hebben.

De achterkant van de graf- en/of gedenktekens dient daarbij tegen de bovenste grens van het graf geplaatst te worden.

In geval van ernstig en opvallend misbruik, waarvan sprake in lid 1, of het bijzonder storend of aanstootgevend karakter van grafstenen of andere gedenktekens dat flagrant afbreuk doet aan de finaliteit van de locatie kan de burgemeester ambtshalve optreden op alle gemeentelijke begraafplaatsen zonder onderscheid en overgaan tot aanpassing en/of verwijdering van bedoelde graftekens en/of andere gedenktekens.

In geen enkel geval mogen de graftekens groter zijn dan het graf of de columbariumnis.

 

Artikel 80

De eventuele aanplantingen moeten aangelegd binnen de daartoe voorziene ruimte van 0,5 m op 1 m en derwijze onderhouden worden dat zij zich niet uitbreiden buiten de afmetingen toegewezen aan het graf, noch het zicht op de identificatiegegevens op het grafteken belemmeren.

Meerjarige planten die op het begraafplaats worden gezet, worden op dat ogenblik eigendom van de gemeente zonder dat er hiervoor een vergoeding kan worden gevraagd. Diegene die dergelijke planten zet, dient deze ook te onderhouden. Bij gebreke daaraan kan de burgemeester overgaan tot onderhoud of verwijdering op last van diegene die moet instaan voor het onderhoud.

De aanplanting van diepwortelende planten is in geen geval toegestaan.

Een afwijking van de te beplanten voorziene ruimte kan enkel mits het uitdrukkelijk voorafgaand akkoord van het college van burgemeester en schepenen of de door haar gemachtigde ambtenaar.

In bedoelde ruimte kunnen in geen geval verhardingen worden aangebracht.

 

Artikel 81

Behoudens wat is bepaald in artikel 82, moeten alle losse bloemen, bloemenkransen en andere sierstukken en planten op de graven steeds goed onderhouden worden. Ze moeten verwijderd worden door de naastbestaanden of verwanten, zodra de stukken onfris zijn.

 

Artikel 82

Alle losse bloemen, bloemkransen of andere sierstukken, aangebracht op de graven der overledenen, dienen na hun neerlegging terug verwijderd te worden door de naastbestaanden of verwanten. Bij in gebreke blijven zal de ontruiming geschieden door het gemeentebestuur op last van de naastbestaanden en verwanten. Het neerleggen van kransen of sierstukken uit kunstmatig materiaal waarvan het omhulsel geheel of ten dele bestaat uit breekbaar glas, is verboden.

 

Artikel 83

Rond de graven mogen geen afsluitingen of omheiningen gemaakt worden; kniel- of bidbanken aan de graven zijn niet toegelaten.

 

Artikel 84

De graftekens, de geconcedeerde grond en de geconcedeerde nis zullen steeds in een onberispelijke staat van onderhoud en reinheid gehouden worden. Elk grafteken dat dreigt in puin te vallen of vervallen is, moet door de betrokken familie hersteld worden. In geval van dringende noodzakelijkheid, kan de burgemeester ambtshalve dergelijke graftekens doen wegnemen.

 

Artikel 85

Onderhoudsverzuim dat verwaarlozing uitmaakt, staat vast als het graf doorlopend onzindelijk, door plantengroei overwoekerd, vervallen, ingestort of bouwvallig is.

De verwaarlozing wordt geconstateerd in een akte van de burgemeester of zijn gemachtigde of van de gemachtigde van de intergemeentelijke begraafplaats; die akte blijft een jaar lang bij het graf en aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt.

Na het verstrijken van die termijn en bij niet herstelling kan de gemeentelijke overheid ook een einde maken aan de eventuele concessie op kosten en risico van de nabestaanden of belanghebbenden.

 

Artikel 86

Het weghalen van graftekens is aan een schriftelijke toelating van het college onderworpen, en is slechts toegelaten aan de belanghebbenden of hun lasthebbers. Die toelating zal eerst aan de grafmaker gegeven worden om tot verrechtvaardiging te dienen op het ogenblik van de weghaling.

 

Artikel 87

De gedenktekens zullen zodanig opgericht en onderhouden worden dat zij de veiligheid van doorgang noch de rechten van de aanpalenden kunnen schaden.

Als gedenkteken in de zin van dit reglement dient te worden beschouwd elk zichtbaar en losstaand teken op graf of aan columbariumnis dat geen bestendig karakter heeft, zoals fotohouders, bloempotten, sierstukken.

 

Artikel 88

Wanneer de gemeente, overeenkomstig artikel 24, bij het verstrijken van de concessiestermijn terug bezit neemt van de gronden van het gemeen veld, worden de voorwerpen welke zich op de graven bevinden van ambtswege weggenomen. Van deze maatregel zal slechts worden gebruik gemaakt, indien hiertoe niet is overgegaan door familieleden of belanghebbenden binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de datum van bekendmaking door de gemeente van de heringebruikneming van het betreffende graf.

 

Artikel 89

Geen enkel materiaal mag binnen de omheining van de begraafplaats worden achtergelaten.

De materialen worden aangevoerd en geplaatst naarmate de behoeften.

Alvorens op de begraafplaats te worden toegelaten moeten de voor de graftekens bestemde stenen langs alle zichtbare kanten afgewerkt en gekapt zijn, en gereed om onmiddellijk geplaatst te worden. Na een zonder gevolg gebleven ingebrekestelling, wordt er op bevel van de burgemeester van ambtswege overgegaan tot de wegneming van de materialen op kosten van de overtreder.

 

Artikel 90

De gemeente staat niet in voor de bewaking van de op de graven geplaatste voorwerpen.

 

G. Politiebepalingen

Artikel 91

De begraafplaatsen zijn steeds toegankelijk (geen sluitingsuren).

 

Artikel 92

De gemeentelijke begraafplaatsen vallen onder het gezag, de politie en het toezicht van de gemeente, die ervoor zorgt dat er geen wanorde heerst, dat er geen handelingen in strijd met de eerbied voor de doden worden verricht en dat het opgraven enkel kan met toestemming.

 

Artikel 93

De toegang tot de begraafplaats is ontzegd aan lieden in kennelijke staat van dronkenschap, aan kinderen beneden de 12 jaar niet vergezeld van volwassenen, aan personen vergezeld van honden zonder leiband alsook aan allen die zich niet behoorlijk zouden gedragen.

 

Artikel 94

Het is zonder noodwendigheid op de begraafplaatsen verboden:

  op de muren en afsluitingen te klauteren zowel van de graftekens, als van de begraafplaats zelf;

  er voorwerpen, andere dan deze bestemd voor de graftekens en/of gedenktekens, weg te werpen of achter te laten;

  er voorwerpen, bestemd voor de graftekens en/of gedenktekens of het afval ervan (papier, groenafval of andere afvalproducten), weg te werpen of achter te laten behoudens in de daartoe specifiek ter beschikking staande afvalcontainer(s);

de aanplantingen te beschadigen, op de graven te lopen of op de grasperken te gaan, zich er op neer te leggen of te zetten;

de wegen, lanen of graftekens en gedenktekens te beschadigen;

kinderen zonder toezicht te laten lopen of te spelen;

  er rumoer te maken of luidruchtig te zijn;

vuilnis te werpen of te leggen binnen de omheining van de begraafplaats of er enige daad tegen de welvoeglijkheid te plegen;

opschriften van graftekens en/of gedenktekens te doen verdwijnen of erop te schrijven;

elke welkdanige aanplantingen ook te beschadigen of uit te rukken;

om het even welke voorwerpen uit te stallen, te verkopen of te koop aan te bieden;

plakbrieven of geschriften aan te brengen op de muren of deuren van de begraafplaats;

op de begraafplaats betogingen te organiseren die vreemd zijn aan de gewone dienst van de begraafplaats;

met enig rij- of voertuig op de gaanpaden te komen, met uitzondering van vervoermiddelen voor gehandicapte personen en dienstvoertuigen;

te fietsen;

enig werk op de begraafplaats uit te voeren op zon- en wettelijke feestdagen, of graftekens te plaatsen of onderhoudswerken uit te voeren vanaf de laatste werkdag van oktober tot en met 2 november;

op enige andere wijze de openbare orde, de rust op de begraafplaats of de waardigheid van de begraafplaats te verstoren.

 

Artikel 95

Wie zich niet gedraagt volgens de eerbied aan de doden verschuldigd of inbreuk pleegt op onderhavig reglement, wordt onmiddellijk buiten de begraafplaats gezet door de personen aan wie de bewaking is toevertrouwd; dit onverminderd de mogelijke rechtsvervolgingen.

 

Artikel 96

Overtreders van de bepalingen van deze verordening worden gestraft, zoals bepaald in artikel 315, 340, 453 en 526 van het Strafwetboek.

 

H. Diverse bepalingen

Artikel 97

De gevallen, niet opgenomen in tegenwoordig reglement, zullen door het College van Burgemeester en Schepenen worden beslecht, en dit conform met de bestaande hogere regelgeving.

Het Decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, zoals gewijzigd, en haar uitvoeringsbesluiten is verder van toepassing op alle handelingen aangaande de lijkbezorging en de begraafplaatsen in de gemeente.

 

Artikel 98

Dit reglement wordt bekend gemaakt overeenkomstig artikel 285 e.v. van het Decreet over het lokaal bestuur en treedt in werking de vijfde dag na bekendmaking conform artikel 288 van hetzelfde decreet. Het reglement geldt vanaf 1 januari 2026, behoudens andersluidende tussenkomende beslissingen van de gemeenteraad.

 

Artikel 2

Dit reglement wordt bekend gemaakt conform de bepalingen van artikel 285 e.v. van het Decreet over het lokaal bestuur en treedt in werking op 1 januari 2026.

 

Artikel 3

Deze beslissing is onderworpen aan het bestuurlijk toezicht, zoals geregeld door het decreet over het lokaal bestuur.

 

Disclaimer

Register der bekendmakingen

Deze webpagina vormt het openbare register van gemeentelijke reglementen en verordeningen, in overeenstemming met het besluit van de Vlaamse regering van 28 april 2023 betreffende de bekendmakingen en raadpleegbaarheid van besluiten en documenten van het lokale bestuur met betrekking tot de manier waarop ze moeten worden bijgehouden.

Wanneer een publicatie wordt uitgevoerd, zal er een expliciete "bundel" van het document worden opgeslagen. Op dat moment is het document inhoudelijk niet meer aanpasbaar door de gebruiker.

Deze "bundel" bestaat uit:

Al deze gegevens staan in een aparte publicatie omgeving die beveiligd en toegankelijk is voor een beperkt aantal personen.